
En zelfs in het buitenland is ons nationaal gevoel zeer relatief. Het hart van onze noorderburen springt op als ze op de parking van de camping een Nederlandse nummerplaat ontdekken. “Feessjjjje!!” Wij denken vooral: “Oei, een Belg. ’t Zal wel weer een Waal zijn zeker?” Nog zo’n verschil met die “Hollanders”. Tijdens hun jaarlijkse trip met de caravan sleuren ze echt alles mee naar het Zuiden, aardappelen en pindakaas, hagelslag en aardbeienconfituur. Wij Belgen doen dat natuurlijk niet. Wij trekken op culinaire ontdekkingstocht. Laat ze maar komen, die Franse wijnen, die Italiaanse kazen. We reizen om te leren. Je eigen confituur in je reiskoffer stoppen, pfff, blijf dan thuis!!
En toch. Elk jaar breng ik de kerstperiode door op een warme plek, zo’n 3.000 kilometer van Brussel. Telkens weer besef ik hoe Belgisch ik eigenlijk wel ben. Want dan loopt een mens bij 28 graden door een plaatselijke supermarkt en hoort hij plots de verlossende woorden: “Schat, kom ’s kijken, ze hebben hier ‘Duvel’.” “Wat? Waar? Inderdaad, het is nog waar ook. Ze hebben hier ‘Duvel’!” En in het dorp ontdekken we een cafeetje waar ze ‘Gulden Draak’ serveren, en ‘Affligem Tripel’ en zelfs blauwe ‘Chimay’. Ik herhaal, blauwe ‘Chimay’! Sterker nog, ze hebben de juiste glazen. Want vier jaar geleden kregen we daar in Zuid-Frankrijk toch ’s een ‘La Chouffe’ geserveerd in een glas van ‘Carlsberg’. Echt, ik heb er nu soms nog nachtmerries van!!
Het klopt als een bus. Wij Belgen zijn alles behalve Belgen. Tot we in het buitenland een terras ontdekken waar ze “onze” bieren serveren. Dan willen we best een babbeltje slaan met de buren die het andere tafeltje bezetten. Wedden dat het Belgen zijn?
Bert Kruismans